Jeroen Kijk in de Vegte: 'Daar zitten we met z’n zessen. Op een bergweide met uitzicht over een groene vallei. Ergens in Umatilla National Forest, gok ik. Ik heb het geprobeerd, maar ik kan de exacte locatie niet reproduceren. En dat is eigenlijk gek, want normaal ben ik best goed in navigeren.

Na twee lange dagen en één erg korte en heel koude nacht, is dit het eerste moment van betrekkelijke rust. De omgeving is prachtig. De zon schijnt. Ik staar voor me uit en door m’n vermoeidheid kost het me moeite om te beseffen waar ik ben. Oostenrijk? Zuid-Amerika? Ik merk dat ik m’n gedachten bij elkaar moet rapen. Je zit nog steeds in Wie is de Mol?, Jeroen. En we zijn in Amerika. In Oregon.'

Art heeft ons net verteld dat er toch weer een test en executie aankomen. We hadden nog even gehoopt dat we met z’n allen één aflevering door zouden gaan. Als beloning voor onze ontberingen tijdens de Oregon Trail, ofzo. Maar het mocht niet zo zijn. Eén voor één worden we weggeroepen naar ‘Het Tafeltje met De Laptop’. Wie nog moet, of al is geweest ligt in de zon te slapen. Ik ook. Het is een diepe slaap en ik droom. Als ik wakker word hebben Jochem, Thomas en Diederik hun test al gemaakt. Ze zitten vrolijk te kletsen. Ze worden bij ons weggehouden zodat we niet van ze kunnen horen wat de vragen zijn. Ik pak m’n molboekje d’r bij, maar weet niet zo goed waar ik me op moet focussen. Wat zou voor deze test belangrijke info kunnen zijn? Ik leer de verdeling van de slaapplaatsen rond het kampvuur uit m’n hoofd. En hoe heetten onze paarden nou ook alweer?

Ik word naar het tafeltje geroepen. Tijdens de vorige tests spreidde ik nog behoorlijk, maar ik was wel zeker van m’n antwoorden. Dit keer niet. ‘Wat was de kleur van de wielen van de huifkar waar De Mol in zat?’ is een vraag. Ik heb geen idee. Wie ís De Mol überhaupt? Ik zou het echt niet weten. Ik voel me haast verdoofd en na het invullen van de test wandel ik terug naar de anderen. ‘En?’, vragen ze. ‘Mwah...’ zeg ik.

Dit was het dan. Ik weet het zeker.

Als we op ‘De Stoeltjes’ tegenover Art zitten voor de executie krijg ik inderdaad m’n rode scherm. Ik ben niet verbaasd. Art vraagt hoe ik me voel en het enige dat ik kan bedenken is dat ik heel erg dankbaar ben. Wat voel ik me bevoorrecht om de afgelopen twee weken met deze bijzondere club dit waanzinnige avontuur te hebben mogen meemaken. Snel moet ik afscheid nemen van mijn medekandidaten en de crew. Afscheid van de familie. Sanne fluistert me nog té lieve dingen toe en ik zie mezelf naar het busje sjokken.

Als we de bergweide afrijden kan ik me niet meer beheersen en begin ik een potje onbedaarlijk te janken. Niet uit boosheid of teleurstelling. Integendeel. Het voelt zoals vroeger. Als ik met m’n ouders en m’n broer twee weken naar Drenthe op zomervakantie ging en ik na thuiskomst ook vaak een avond op m’n kamer zat te grienen. Uit pure heimwee. Wat héb ik een mooie tijd gehad en wat bén ik een lucky bastard. Ook omdat ik veel verder in het spel ben geraakt dan ik ooit had durven dromen.

Op het vliegveld van Pendleton staat een vliegtuig voor me klaar. Tijdens de vlucht kijk ik naar beneden en zie ik alle bekende plekken weer voorbij komen. Ik vraag me af wat m’n vriendjes nu aan het doen zouden zijn. Waarschijnlijk vieren dat ze door mogen naar de volgende aflevering. En waarschijnlijk een nacht flink bijslapen. Voor zover dat mogelijk is in Wie is de Mol?

Ik kom aan op het vliegveld van Portland. De cirkel is rond. Ik bestel een groot glas bier en merk dat ik het eigenlijk helemaal niet erg vind om terug te gaan naar huis. Naar m’n man, de poes en het gewone leven dat ook heel fijn is. Als ik het vliegtuig naar Amsterdam in stap lopen er twee Nederlandse zakenmensen voor me. De eerste ‘vreemde’ Nederlanders in twee weken. Jullie moesten eens weten, denk ik. Aan boord gaat de knop om. Het normale leven is weer begonnen. En er is nooit iets gebeurd.