Het lastige aan eerder afvallen bij Wie is de Mol?, is dat je tegen iedereen hebt gezegd dat je drie weken weg bent. Dus tegen je ouders, je vrienden, maar in mijn geval ook tegen mijn kat, voor wie ik een oppas had geregeld.

Ik had dus mijn huis drie weken lang beloofd aan een lesbisch meisje, en die kon ik er nu niet zomaar uit bonjouren omdat ik toevallig ergens in China een rood scherm had gezien. Ik kon ook niet bij vrienden terecht, of bij familie, want dan zou mijn smoes niet meer kloppen: ik moest onder de radar blijven. Door het afvallen van de Mol was ik in feite dus tijdelijk dakloos. 

Gelukkig mag je een vertrouwenspersoon hebben, en daar klopte ik bij aan. Irene, een goede vriendin van me die tevens in mijn buurt woont, ontving me om half zeven ’s ochtends in peignoir terwijl haar kinderen Dinosaur Trucks keken. Na de koffie en de verhalen, kroop ik in haar bed om mijn jet lag uit te slapen en ging zij met haar kinderen naar een verjaardagsfeestje.  

Ergens in de middag werd ik wakker en keek uit het raam naar mijn eigen buurtje. Er was niks veranderd en het was alsof het hele Mol avontuur niet had plaats gevonden: de Turkse groenteman was zijn fruit aan het schikken en in de boekwinkel waren ze klapstoelen aan het uitstallen voor een gesprek met een jonge schrijver. ‘Niemand weet dat ik hier ben…’ mompelde ik met mijn neus tegen het glas. Het was warm, een beetje zweterig weer en terwijl ik in mijn slaap-T-shirt voor het raam stond en het leven zijn gang zag gaan, kreeg ik langzaam het idee dat ik niet bestond. Ik kneep even in mijn arm, maar gelukkig deed het pijn. 

Het is misschien net als de Oscars: de overwinningsspeech bereid iedereen wel voor, maar nadenken over je verlies doe je niet, dat brengt ongeluk. Ik had dus geen idee wat ik de komende tien dagen moest gaan doen. 

Toen dacht ik aan mijn smoes: ik had aan iedereen verteld dat ik in een Frans klooster zat om aan mijn nieuwe boek te schrijven. Een smoes die iedereen meteen geloofde, het enige probleem was dat een paar vrienden spontaan opperden om mee te gaan om ook een boek te schrijven, maar dat had ik gelukkig afgewimpeld.

Ik besloot dus maar naar dat klooster te rijden, wat ook écht bestond, en daar dan maar écht te gaan zitten. Dan had ik tenminste ook wat kloosterverhalen als ik terugkwam. 

Probleem was alleen dat mijn autosleutels in mijn huis lagen. Het was een doordeweekse dag, dus op zich zou dat lesbische meisje gewoon op haar werk zijn, dacht ik zo. Als een spion trok ik een pet over mijn ogen en sloop door de wijk naar huis, bang om bekenden tegen te komen. Terwijl ik mijn trappenhuis inliep, moest ik me inhouden om mijn eigen post niet van de mat te pakken, immers: ik was hier helemaal niet. Dit was nog spannender dan de Mol, dacht ik terwijl ik mijn eigen woonkamer insloop. En nog vervreemdender ook: om in je halletje onbekende schoenen te zien staan, een trui over een stoel die niet van jou is, afwas die jij niet vies hebt gemaakt, en overal een geur die toch anders is dan je gewend bent. Terwijl ik clandestien mijn eigen woonkamer in sloop en mijn grote boekenkast zag, had ik ook nog even de neiging om naar jokers te gaan zoeken, maar ik wist me op tijd te beheersen. 

Toen ik snel mijn autosleutels had gepakt, liep ik toch nog even langs de slaapkamer, ondertussen de naam van mijn kat fluisterend. Ik kroop onder het bed en zag haar helemaal weggedoken in een hoekje. Haar ogen keken me groot aan en ze begreep er duidelijk niets van: ze had toch een oppas? ‘Ik ben er niet,’ fluisterde ik tegen haar, terwijl ik met heel vele moeite en het verdraaien van mijn arm een heel klein beetje stukje van haar nek aaide.

Hierna sloop ik terug naar die vriendin, die inmiddels terug was met haar kinderen. We aten nog een boterham en hoewel we dachten dat we die ochtend aan de keukentafel heel discreet over de Mol hadden gepraat, zei haar oudste zoon zodra hij me zag: ‘China! China!’ Dus terwijl ik naar Frankrijk reed, wist ik: mijn geheim is bij mijn vriendin, mijn kat en een vijfjarige. Verder weet niemand nu waar ik ben. Geen productie, geen camera’s, geen opdrachten. Paspoort in mijn eigen hand. Ik ben vrij. Heerlijk.